Er is geen tijd te verliezen!’ schreeuwde Daan. ‘Zo dadelijk krioelt ook het trappenhuis van de bewakers!’
Het schrille, gekmakende geluid van het alarm loeide onafgebroken door het gebouw.
‘Maar wat wil je…?’ Tess keek vertwijfeld om zich heen.
‘Geen tijd!’ herhaalde Daan. ‘We hebben geen keuze! We moeten naar het dak! Dat is onze enige kans!’ Hij
pakte haar hand en trok haar mee.
Ze spurtten halsoverkop de trap op, zonder omkijken.
‘56ste verdieping,’ las Daan hardop. ‘Niet opgeven! Nog vijf verdiepingen!’ Ze mochten niet betrapt worden…
Met twee treden tegelijk rende hij verder. ‘60ste verdieping, kom op, we zijn er bijna!’ spoorde hij Tess onophoudelijk aan. Hij kokhalsde. Zijn longen stonden haast op springen. ‘Daar, de deur naar het dak!’
Daan trok aan de klink. Die gaf geen krimp. ‘Shit! Tess, heb je nog een kneedbom?’
Tess rommelde zenuwachtig in haar rugzak. ‘Nog twee stuks.’ Ze pakte een klein pakje, stopte er een ontsteker in en kleefde het bliksemsnel op het sleutelgat. ‘Kom mee! Dit gaat lawaai maken!’
Tess en Daan liepen een eindje de trap af en bedekten hun oren met hun handen.
Een oorverdovende knal galmde door het trappenhuis.
Door de explosie zwaaide de stalen deur open.
‘Yes!’ Tess slaakte een vreugdekreetje.
Ze stormden het dak op.
Een ijskoude wind blies in hun gezicht.
Daan trok zijn kraag wat hoger en rende kriskras tussen allerlei installaties en antennes naar de dakrand.
‘Snel, hierheen!’ Hij wenkte Tess. ‘We moeten springen met de parachutes! De rest van het materiaal laten we hier achter!’ Hij keek over de rand.
Zo’n tweehonderd meter lager reden piepkleine auto’s.
Feestelijke lichtjes in kerstbomen verspreidden een sprookjesachtige gloed in de nacht.
Het begon zachtjes te sneeuwen.