Nick opende zijn ogen. Hij rekte zich uit en ging moeizaam rechtop zitten in zijn bed. Hij kreunde. Wat had hij een vreemde droom gehad. Zijn hoofd bonsde. Hij probeerde slaapdronken om zich heen te kijken, maar slaagde daar niet echt in. Het leek wel of hij nog steeds in een droomwereld vertoefde.
Het was aardedonker in de kamer.
Versuft bekeek Nick de verlichte wijzers van zijn horloge. ‘Tien uur!’ Hij was in één klap klaarwakker en sprong uit bed. Daar had hij onmiddellijk spijt van. Als een dronkenman stond hij op zijn benen te wankelen. Het leek wel of ze van elastiek gemaakt waren. Pardoes viel hij op de grond.
Nick trok zich op aan zijn bed en ging op de rand zitten. Hij had zich lelijk bezeerd aan zijn elleboog.
Dit klopte niet … Het was tien uur in de ochtend. In het midden van de zomer … En zijn kamer was inktzwart. Er was geen spatje licht te bespeuren. Hij hield zijn hand vlak voor zijn gezicht. Zelfs van zo dichtbij kon hij zijn vingers niet zien.
Zijn gedachten werkten nu op volle toeren. Dit kon helemaal niet! De gordijnen van zijn kamer lieten normaal voldoende licht door. Hij keek nogmaals op zijn horloge en hield het aan zijn oor. Hij hoorde de seconden wegtikken. Zijn mobieltje op zijn nachtkastje … Op de tast zocht hij naar het kastje naast zijn bed, maar opnieuw maakte hij een buiteling.
Er was helemaal geen kastje!
Een geluid trok Nicks aandacht.
Het was er maar heel even. Toen werd het opnieuw oorverdovend stil in de kamer.
Weer hetzelfde geluid.
Opnieuw die ijzige stilte.
‘Plok…’
Nick spitste zijn oren. Dit leek wel …
‘Plik…’
Een druppel water die in een plas water viel …
De schrik sloeg Nick om het hart.
‘Plik…’
‘Wacht, rustig blijven.’ Nick ademde diep in en uit. ‘Hier moet een verklaring voor zijn.’ Nick probeerde iets te zien in de duisternis, maar die omhulde hem als een zwarte deken.
‘Een droom …’ Dat moest het zijn. Nick glimlachte. Een hele vreemde, levensechte nachtmerrie. Zo dadelijk zou hij wakker worden en er smakelijk om lachen. Er viel een last van Nicks schouders. Opgelucht liet hij zich languit op zijn bed vallen.
Maar niet voor lang. De donkere kamer, de druppels water, de pijn in zijn arm. Alles leek zo echt.
Nick kroop naar de andere kant van zijn bed in de richting van het geluid. Behoedzaam liet hij zich op de grond zakken en schoof met zijn handen over de grond. Algauw werd zijn vrees bewaarheid. Een grote, ijskoude plas water…
Nick huiverde. Een panische angst overmande hem. Dit was echt, heel erg écht!
‘Rustig!’ Nick maande zichzelf tot kalmte. Waar was hij? Wat was er gebeurd? Hoe was hij hier in hemelsnaam terecht gekomen? Een wirwar van vragen, maar geen antwoorden. Hij probeerde zich de gebeurtenissen van de vorige avond te herinneren, voordat hij naar bed was gegaan. Niets. Alles bleef zwart.
Nick sprong op. Hij hoorde iemand zachtjes kreunen. Sam! In één klap kwam alles terug. Een verlammende angst maakte zich van hem meester. Verward liet hij zich op bed zakken. ‘Dit kan niet waar zijn …’